Begrazing


Het Burreken is een typisch kleinschalig cultuurlandschap. Graslanden hebben – naast akkers en bossen – een groot aandeel in het grondgebruik. Ze worden deels als hooiland en deels als graasweide gebruikt. Willen we het open cultuurlandschap behouden dan moeten de graslanden door maaien of begrazen open gehouden worden. Als dat niet gebeurt dan is de kans groot dat de grasmat verruigt en/of dichtgroeit met bomen. Hetzelfde gebeurt met akkers die uit gebruik worden genomen. Verbossing vindt vooral plaats op plekken waar voorheen geen gesloten grasmat aanwezig was. Dat is het best te zien op de wastine – een grote plek waar zowel weiden als akkers uit gebruik zijn genomen.

Om de wastine open te houden wordt ze begraasd door een gemengde kudde van runderen en paarden. Daarnaast steken ook konijnen een handje toe. Elke soort heeft een eigen graasgedrag. Runderen trekken het gras af met hun tong waardoor het gras tot op een zekere hoogte behouden blijft. Paarden daarentegen bijten het gras kort af. Beide beperken de opslag van bomen door aan de (jonge) scheuten, de bladeren en de bast van de bomen te knabbelen vooral in het voorjaar wanneer de bomen sappig zijn en in de winter wanneer er weinig gras voorhanden is.

Koeien_Donderij_Bovenste Weide_0006_LR

Begrazing zorgt voor variatie

Afhankelijk van de samenstelling en het aantal dieren in de kudde verkrijgen we een open of gesloten vegetatie.  Paarden zijn minder veeleisend dan runderen voor wat betreft voedselkwaliteit  en -aanbod. Begrazing door paarden resulteert in scherpe grenzen terwijl runderen vagere vegetatiegrenzen trekken. Paarden vormen “latrines” – vaste plekken waar ze mest deponeren – in tegenstelling tot runderen en houden ook “rolplekken” open waar ze een zandbad kunnen nemen.

Door de verschillen in graasgedrag houden de “grote grazers” een gevarieerd landschap met een halfopen karakter in stand waarin naast grasland ook ruigten, struwelen en kleine bosjes een plaats vinden. De resultaten van begrazingsbeheer zijn moeilijk te voorspellen en te controleren. Begrazing alleen is onvoldoende om verbossing en verruiging tegen te gaan. Daarom wordt aanvullend ingegrepen door kleinschalig te kappen en te maaien.

Tijdelijk

Bij jaarrondbegrazing leven de grazers het gehele jaar in het gebied, waarbij ze in de winter meestal op andere voedingsbronnen (o.a. houtige gewassen en wortels) overleven dan de grassen en kruiden, die in de zomer de voorkeur genieten. Bij seizoensbegrazing worden de dieren slechts enkele maanden ingezet; hierbij worden meestal grotere dichtheden gebruikt. Tenslotte spreekt men van nabegrazing, indien de grazers worden ingezet om de reeds gemaaide grasvegetaties in nazomer en herfst kort te houden. In het Burreken is gekozen voor een seizoensbegrazing omdat we in de winter een wat ruigere vegetatie willen overhouden voor het overwinteren van insecten en om beschadiging van de natte bodem te beperken.

De juiste keuze

De rassen zelf zorgen eveneens voor een verschillend graasgedrag. Voor de begrazing van de wastine viel de keuze bij de paarden op de Exmoorpony en bij de runderen op het ras Rouge des prés – een roodbont dubbelras dat ook als Maine-Anjou bekend is. Op de kleinere weilanden kan je ook het alom bekende witblauw rund vinden. Waar mogelijk wordt voor de begrazing samengewerkt met een biolandbouwer uit de streek. We vinden het immers belangrijk dat de dieren een zo natuurlijk mogelijk leven kunnen leiden en gespaard blijven van allerlei voedselsupplementen en geneesmiddelen. Dat vertaalt zich in een natuurlijke bemesting van onze graslanden. In de mest vinden tal van dieren een rijke voedselbron. De mestetende insecten vormen op hun beurt een prooi voor vleermuizen en andere insecteneters. Wil je meer lezen over onze kleine en grote grazers die in het Burreken worden ingezet, klik dan op de volgende pagina’s.

  • Begrazing met Exmoorpony’s
  • Begrazing met Rouge des prés-runderen (link nog niet actief)
  • Konijnen als kleine grazers (link nog niet actief)