Typisch Burreken


Het Burreken ligt in de kern van de Vlaams Ardennen. Een regio die bekend staat om zijn reliëfrijk landschap en weidse zichten. Een mengeling van uitgestrekte bossen en kouters die afwisselen met hooi- en graslanden in een gevarieerd landschap vol kleine landschapselementen. In die sfeer word je in het Burreken ondergedompeld, want dit natuur- en landschapsreservaat heeft van alles wat in petto; en dat allemaal op fiets- en wandelafstand.

Om van dit alles ten volle te kunnen genieten, laten we je hier kennismaken met enkele opmerkelijke geo(morfo)logische verschijnselen. Dit resulteerde in diverse landschapsstructuren die het Burreken z’n bijzonder karakter geven.

Gevormd door wind en weer

Het reliëf ontstond door een wisselwerking van erosie en ophoping, waarbij enerzijds gronden werden weggeveegd en elders gronden afgezet. Dat resulteerde in een heuvelachtig gebied met een zeer dicht net van grote en kleine dalen, die doorgaans minder dan 1 km breed zijn.

In het zuiden van de Vlaamse Ardennen wordt het landschap gedomineerd door een oost-west gerichte heuvelrug met heuvels die tot 140 m hoog zijn. In het noorden van dit gebied – in het Zwalm- en Maarkebeekbekken – wordt het plateau versneden door talloze dalen waardoor van het plateau slechts smalle heuvelkammen overblijven. Het is in een dergelijk landschap dat het Burreken-complex zich bevindt. De algemene hoogte van deze” interfluvia” daalt van 120 m in het zuiden naar 50 m in het noorden. Het interfluvium tussen Maarkebeek en Zwalmbekken is ongeveer 110 m hoog ter hoogte van het Burreken.

31bloeiendweilandmetzichtoverBurreken

Het water loopt waar het niet gaan kan

Het Burreken is een uitgesproken brongebied. Er zijn grofweg twee bronniveaus te onderscheiden: één op ongeveer 100 m en één op ongeveer 80 m hoogte. Op de bronniveaus vind je zowel diffuus uittredend kwelwater als puntvormige bronnen. Op veel plekken met kwelwater ontstonden vlekvormige venige bodems met carbonaatrijk water.

In het kerngebied van het Burreken ligt het brongebied van de Krombeek, die 2,5 km verder op de Maarkebeek aansluit. De Maarkebeek mondt op het grondgebied van Oudenaarde uit in de Schelde.
Ten oosten van het reservaat vind je de bronzones van de Slijpkotbeek en de Roosmeerbeek. Beide beken behoren tot de bovenlopen van de Zwalm, die ter hoogte van Nederzwalm in de Schelde uitmonden. Dat maakt dat in het Burreken twee verschillende stroomgebieden aanwezig zijn. Een centrale kouterrug vormt de waterscheidingskam tussen de Maarkebeek en de Zwalm.

Meer over de geologie van de Vlaamse Ardennen vind je in het boekje “Levend landschap in de Vlaamse Ardennen” van Marie-Christine Vanmaercke-Gottigny dat verkrijgbaar is bij Milieufront Omer Wattez.

2014_8april_Burreken
007-BoomgaardPerreveld_0005

Kuitenbijters

De reliëfverschillen in het Burreken zijn naar Vlaamse normen zeer uitgesproken. Het hoogste punt van de centrale kouterrug ligt op 116 m hoogte, terwijl de laagste delen op ongeveer 50 m liggen. De valleien zijn zeer smal en de beken zeer scherp ingesneden. Hellingspercentages van 20 % en meer zijn hier niet uitzonderlijk. Ook de valleibodem kent vrij hoge reliëfverschillen (gemiddeld 3,8 %) met een vrij groot verval als gevolg.

In natte periodes kunnen op de steile hellingen grondverschuivingen optreden. Dergelijke verschijnselen zijn niet uitzonderlijk en hebben zich in het verleden ook voorgedaan.
In het gebied komen als gevolg van menselijke activiteiten in het verleden ook opvallende taluds, holle wegen en kleine depressies (o.m. voormalige rootputten) voor, die het reliëf plaatselijk nog accentueren.

Laagjes van klei en zand

Strikt genomen behoort het Burreken tot de leemstreek. Maar als je doorheen het reliëfrijke deel van het Burreken loopt dan kom je afwisselend klei-, leem en zandlagen tegen. De heuveltoppen worden gevormd door zanden die gemeenzaam Diestiaanzanden worden genoemd. Die vormen op verschillende heuveltoppen ijzerzandsteenbanken, die in de regio vaak zijn ontgonnen en waarvan hier en daar in het landschap nog kleine ontginningen terug te vinden zijn of lagen zijn komen bloot te liggen.

Op de steilste hellingen in het gebied dagzomen kleibodems. Je vindt ze voornamelijk op de naar het westen geëxposeerde valleiflank van de Krombeek. Daar liggen ook belangrijke brongebieden met een zeer complexe bodemtextuur. De leemgronden worden in het gebied ruwweg aangetroffen op de naar het noorden geëxposeerde, minder steile hellingen. Het zijn vooral deze bodems die gebruikt worden als landbouwgrond. De zandleemgronden worden in het gebied voornamelijk aangetroffen in de valleien en de brongebieden van de Krombeek en haar zijbeekjes. Op geringe diepte is vaak een kalkrijk klei-zandsubstraat aanwezig dat van groot belang is voor de vegetatie.